Marktonderzoek samenvatting

Marktonderzoek

Hoofdstuk 1

1.2

Marktonderzoek: je bent systematisch en objectief op zoek naar relevante gegevens over de markt. Vervolgens ga je deze gegevens analyseren en interpreteren, met als doel het verminderen van de onzekerheid waaronder jij en je organisatie de beslissingen moeten nemen.

Het doel van een marktonderzoek is het verminderen van het risico en daardoor het beter doen functioneren van de organisatie.

Een marktonderzoek kan een:

  • Informatieve functie: je verzameld gegevens die de niet-beïnvloede beleidsbepalende factoren beschrijven.
  • Strategische functie: informatie verzamelen over de niet-beïnvloedbare beleidsbepalende factoren.
  • Tactische functie: je controleert of de kortetermijndoelstellingen zijn behaald.
  • Ad-hoc functie: je probeert een antwoord te krijgen op eenmalige problemen waarmee de organisatie geconfronteerd wordt.

Relevante informatie:

  • Tijdig beschikbaar
  • Actueel
  • Voldoende
  • Betrouwbaar
  • Economisch verantwoord
  • Begrijpelijk
  • Bruikbaar


1.3

Marktonderzoekproces: de stappen om het marketingprobleem op te lossen.

  • Probleemstelling
  • Informatiebehoefte
  • Beschikbaarheid informatie
  • Verzamelwijze
  • Onderzoeksmethode
  • Verzamelen en verwerken
  • Analyseren en interpreteren
  • Rapporteren
  • Feedback

Als je 3 hebt kan je meteen naar 6.

1.4

Je kan het marktonderzoek op verschillende manieren indelen.

  • Onderzoeksfrequentie: eenmalig -> ad-hoc onderzoek

Landelijk niveau -> continuonderzoek

  • Soort marketinginstrument:

o Marketingresultatenonderzoek: het controleert de huidige marketingactiviteiten van de organisatie

o Product-/assortimentsonderzoek: de ontwikkeling en marketing van nieuwe producten.

  • Productideeënonderzoek: opzoek naar nieuwe ideeën.
  • Productconceptonderzoek: je betrekt de toekomstige gebruikers om het productidee te beoordelen.
  • Product-in-gebruik-onderzoek: het product door gebruikers testen.
  • Merknaamonderzoek: onderzoek tot een pakkende merknaam voor het nieuwe product.
  • Verpakkingsonderzoek
  • Assortimentsonderzoek

o Promotieonderzoek

o Pre-test: reclame-effectonderzoek waarbij je voorafgaand aan het voeren van een reclamecampagne de boodschap test.

o Posttest: je onderzoek na afloop van de plaatsing van een advertentie of reclamecampagne het communicatie-effect daarvan.

o Distributieonderzoek: je moet denken aan onderzoek bij de distributiekanalen waarlangs een product zijn weg vindt richting afnemer.

o Presentatieonderzoek:je richt je dan op de commerciële presentatie.

o Prijsonderzoek:

  • Prijsacceptatieonderzoek: een prijs die als redelijk wordt ervaren door jouw doelgroep.
  • Prijs-kwaliteitsonderzoek
  • Prijsreactieonderzoek: je onderzoekt het gedrag van afnemers met betrekking tot een prijsverandering van je product.


  • Aard van de afnemers:
  • Industrieel onderzoek: de doelgroep bestaat uit andere ondernemingen in de bedrijfskolom.
  • Detaillistenonderzoek: doelgroep bestaat uit winkeliers die in aanmerking komen om het artikel te voeren of die het artikel al i hun assortiment hebben opgenomen.
  • Consumentenonderzoek: doelgroep bestaat uit de eindgebruikers.
  • Onderzoeksdoelstelling:
  • Verkennend: omschrijven van het probleem.
  • Beschrijvend: vraag beantwoorden welke informatie uit het onderzoek wilt krijgen.
  • Verklarend: je verklaard waarom het onderzoek zo is.
  • Voorspellend: uitspraak naar de toekomst.
  • Soort informatie:
  • Deskresearch
  • Fieldresearch
  • Aard van het onderzoek:
  • Kwalitatief
  • Kwantitatief


Hoofdstuk 2

2.2

Het kenmerk van deskresearch is dat je gebruikmaakt van bestaande gegevens: de secundaire gegevens.

Interne gegevensbronnen:

  • Verkoopadministratie
  • Inkoopadministratie
  • Kostenadministratie
  • Klantenbestand
  • Klachtenmanagementsysteem

Externe gegevensbronnen:

  • Centraal bureau voor de statistiek
  • Eurostat
  • CPB
  • DNB
  • SCP
  • Ondernemersplein
  • Brancheorganisaties
  • Rijksdienst voor ondernemend Nederland
  • Banken
  • Vakbladen
  • Gemeenten

2.3

Informatie die je krijgt door middel van deskresearch in vergelijking tot fieldresearch is het goedkoper en sneller verkrijgbaar.

2.4

Nadelen

  • Verouderd
  • Onbetrouwbaar
  • Niet relevant

Hoofdstuk 3

3.1


Hoofdstuk 4

4.1

Statistiek: een onderdeel van de wiskunde dat zich bezighoudt met het verzamelen en vergelijken van verschijnselen en van de weergave hiervan in tabellen of grafische voorstellingen.

4.2

Massa = populatie: de totale groep van alle personen of objecten van wie of waarover je bepaalde informatie wilt hebben.

Wil je iets te weten komen over een bepaalde populatie, dan is en blijft het de beste manier om de totale groep te onderzoeken.

Steekproefonderzoek: onderzoek waarbij slechts een gedeelte waarbij van de totale populatie wordt onderzocht, met als doel uitspraken te doen over de hele populatie.

Onthoud:

  • Het deel van de populatie dat onderzocht wordt, is de steekproef.
  • Het doel van een steekproefonderzoek is altijd het doen van uitspraken over de hele populatie van het onderzoek.

Steekproefkader: de registratie van de populatie.

Een steekproef moet aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • Representatief
  • Nauwkeurigheid
  • Betrouwbaar
  • Grote populatie
  • Homogeen
  • Aselect
  • Voldoende groot

4.3

Binnen de statistiek kom je de volgende steekproeven tegen:

  • Aselecte steekproeven:
  • Volledig aselecte steekproef: elke element van de populatie hebben een even grote kans om bij de steekproef betrokken te worden.
  • Systematische steekproef: de elementen van de populatie worden in willekeurige volgorde gezet.
  • Steekproef met toevalcijfers: de populatie wordt tijdens het onderzoeken genummerd. Daarna wordt met behulp van toevalcijfers de steekproef genomen.
  • Random-route steekproef: steekproef bij grote populaties waarbij eerst aselect een aantal elementen uit de populatie wordt getrokken om van daaruit volgens een bepaald systeem het onderzoek te verrichten.
  • Gestratificeerde steekproef: de onderzoeker maakt groepjes en daarna uit elke een steekproef gemaakt.


  • Selecte steekproeven:
  • Quotasteekproef: populatie wordt verdeeld in subgroepen. Vervolgens wordt uit elke subgroep een van tevoren bepaald quotum door de onderzoeker geselecteerd, waarbij de omvang van het quotum niet in verhouding staat tot de omvang van de subgroep.


Hoofdstuk 5

5.2

Frequentietabel: tabel waarin de verzamelde gegevens gegroepeerd worden in volgorde van grootte.

Relatieve frequentie: geeft de absolute frequentie per meetwaarde weer in een percentage.

Cumulatieve absolute frequentie: geeft het aantal meetwaarden aan tot en met een bepaalde meetwaarde.

Cumulatieve relatieve frequentie: tel je de percentages op.

5.3

Klassengrens: de waarde tussen twee opeenvolgende klassen.

Gelijke klassen: de klassenbreedte even groot.

Gesloten klassen: als de boven en ondergrens bekend zijn.

Open klassen: als de boven en ondergrens niet bekend zijn.

5.4

Histogram: een speciaal type kolommendiagram.

Frequentiedichtheid: frequentie per standaardklassenbreedte.

Frequentiepolygoon: grafiek waarbij de middens van de klassen door punten worden aangegeven en waarbij deze punten door middel van rechte lijnstukken met elkaar verbonden zijn.

5.5

Interpoleren: het schatten van een bepaalde waarnemingsuitkomst binnen een klasse.


Hoofdstuk 6

6.2

Modus: wat het meest voorkomt.

Modale klassen: meeste waarnemingen.

Mediaan: dichts bij 50%.

6.3

Lees door.

6.4

Spreiding: als de waarnemingsuitkomsten van elkaar verschillen.

Variatiebreedte: je berekent door het verschil te nemen tussen de hoogste en de laagste waarnemingsuitkomst.

Standaarddeviatie: de meest gehanteerde spreidingsmaatstaf.

Variatiecoëfficiënt: een relatieve spreidingsmaatstaf waarbij je de standaarddeviatie deelt door het rekenkundig gemiddelde. 

Mellssss
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin